Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Zee- en luchtvaartverzekeringswet 1939

 

Artikel 3
Bij de in het voorgaande artikel bedoelde herverzekering zullen gelden de volgende bijzondere bepalingen:
1
de vordering van de oorspronkelijke verzekeraar op de Staat der Nederlanden zal ten behoeve van de oorspronkelijke verzekerde bij voorrecht zijn verbonden. De oorspronkelijke verzekerde heeft het recht de vordering, waarop het voorrecht rust, te innen tot een bedrag, gelijk aan het bedrag van zijn vordering tegen de oorspronkelijke verzekeraar, voorzover deze nog niet is voldaan;
2
tot het door de Staat der Nederlanden verzekerde bedrag zal een schaderegeling in der minne alleen kunnen geschieden onder de goedkeuring van Onze Ministers;
3
ten behoeve van de Staat der Nederlanden zijn, tot zekerheid van het recht van de Staat der Nederlanden tegenover de oorspronkelijke verzekeraar tot vergoeding en uitkering aan de Staat der Nederlanden van diens aandeel in de provenuen, voortvloeiende uit geabandonneerde voorwerpen of het geldend maken van rechten tegenover derden, verkregen door de oorspronkelijke verzekeraar, hetzij krachtens het bepaalde in artikel 962 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, hetzij door het abandonnement met betrekking tot de geabandonneerde voorwerpen, bij voorrecht verbonden:
a
alle rechten tegen derden, waarin de oorspronkelijke verzekeraar, krachtens het bepaalde in artikel 962 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zal zijn getreden;
b
alle rechten, welke op de oorspronkelijke verzekeraar door het abandonnement overgaan;
c
de verzekerde voorwerpen, welke de oorspronkelijke verzekeraar door abandonnement verkrijgt;
d
alle rechten, welke de oorspronkelijke verzekeraar met betrekking tot de geabandonneerde goederen na het abandonnement tegen derden verkrijgt.
De Staat der Nederlanden zal de rechten, waarop het voorrecht rust, op eigen naam geldend kunnen maken;
4
de voorrechten, onder 1° en onder 3°, gaan in rang boven pandrecht en alle andere voorrechten, met dien verstande, dat het voorrecht onder 3° met betrekking tot zeeschepen rang neemt na de voorrechten, vermeld in artikel 8.3.3.2 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, en de voor het abandonnement gevestigde hypotheken en met betrekking tot lading na de voorrechten, vermeld in artikel 8.3.4.2 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. De Staat der Nederlanden vervolgt zijn recht op een zeeschip, in wiens handen zich dit ook bevindt. De voorrechten, onder 1° en 3°, omvatten interessen en kosten;
5
op straffe van nietigheid kunnen de hierboven onder 1° en onder 3° bedoelde, bij voorrecht ten behoeve van de oorspronkelijke verzekerde of van de Staat der Nederlanden verbonden vorderingen, voorwerpen en rechten niet zonder medewerking van deze worden vervreemd of met zakelijke rechten worden belast.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •